Deze week zei een collega in de teamkamer hoe fijn het is om straks na de zomervakantie weer opnieuw te beginnen. Er is geen beroep met zo’n fascinerende wedergeboorte van het vakmanschap als dat van onderwijzer. Onderwijs heeft een prachtige cyclus, waarin je vanaf begin september een jaar op reis gaat met de kinderen, de vier seizoenen doorloopt, een interessant leerplan uitrolt, een band met ze opbouwt en ze begin juli uitzwaait. Die cyclus duurt zo’n veertig weken en wordt enkele keren onderbroken door een vakantie. Je ziet de kinderen in meerdere opzichten in zo’n jaar groeien. Je leert ze van alles en nog meer en helpt ze te ontdekken wie ze zijn.
Is er een mooier beroep denkbaar dan dat van onderwijzer?
Gisteren was de wenochtend. De kinderen namen alvast een kijkje bij hun nieuwe juf of meester. Ze zaten op stoelen die iets hoger zijn dan in hun ‘oude’ klas. Ze keken rond in de klas waar hun oudere broer of zus eerder had gezeten. Ze stelden vragen over wat ze gaan leren en ervaren. En ze proefden aan de lesstof die ze volgend schooljaar krijgen aangeboden; lesstof die over een jaar gesneden koek voor ze is.
Terwijl mijn collega’s voor de klas stonden, liep ik door de school. Ik wandelde wat klassen binnen en luisterde naar het gesprek tussen de leraar en de kinderen. Ik genoot van de lesjes die werden gegeven; de amuses die werden opgediend smaakten alvast naar meer. Was de vakantie maar voorbij, zag je sommige kinderen denken.
Diverse amuses hadden met lezen en voorlezen van doen. Ik hoorde passages uit Zepie, Roald Dahl werd voorgelezen, kinderen bogen zich over een boek over de schooltuinen in Amsterdam en weer andere kinderen maakten kennis met Judith uit Blauwe Plekken van Anke de Vries. In een van de klassen hield een collega het eerste samenleesboek van volgend schooljaar omhoog. Er ging een luid gejuich door de klas.
Is er een mooier beroep denkbaar dan dat van onderwijzer?
Je zou denken dat veel mensen zo’n belangrijk en waardig beroep zouden willen uitoefenen. Een jaar lang met een groep kinderen op een fascinerende reis, die ze voert langs huidmondjes, kwadraten, lijdende voorwerpen, Griekse voorvoegsels, tropische landen, dwergplaneten, blind trefbal en de Amerikaanse verkiezingen – wat wil je nog meer? Maar dat is niet zo. Terwijl de kinderen tijdens de wenochtend aan de lippen van hun toekomstige onderwijzers hingen, publiceerde de Amsterdamse krant Het Parool een artikel over het lerarentekort in de hoofdstad. Het tekort is chronisch en zal, zo viel er in het artikel te lezen, niet worden opgelost. Besturen inventariseren op dit moment niet eens meer hoe groot het tekort is. Men heeft ogenschijnlijk de handdoek geworpen.
Toen ik dat las, had ik direct de neiging om me af te sluiten van dit nieuws. Ik werk immers op een school zonder lerarentekort. Voor elke groep staat een bevoegde onderwijzer. We leiden studenten op, die of bij ons blijven of een fijne plek vinden op een andere Amsterdamse school. We krijgen regelmatig open sollicitaties en tal van toekomstige onderwijzers willen graag zij-instromer worden op onze school. Wij hebben het aardig voor elkaar, durf ik te zeggen. Waarom zou ik me druk maken over scholen met een tekort aan onderwijzers?
Om de kinderen natuurlijk.
Die kinderen zonder onderwijzer willen net als de kinderen op onze school graag met een bevlogen onderwijzer op reis langs mooie verhalen, historische gebeurtenissen, aardrijkskundige buitenissigheden, taalkundige verrassingen en rekenkundige bijzonderheden. Los van wie ze zijn, los van wie ze worden en los van wie ze zouden willen zijn: ze hebben bijna allemaal een kundige club van onderwijzers nodig om te komen waar ze anders nooit zouden geraken.
Vanuit dit standpunt bezien is het onverkwikkelijk dat er een lerarentekort is én dat lijkt alsof de besturen en het stadsbestuur zich hierbij neerleggen. De afgelopen jaren is er veel geld uitgetrokken om het werken in Amsterdam aantrekkelijk te maken voor leraren. Blijkbaar heeft dit weinig effect gehad. Veel meer dan anders organiseren kan men ondertussen niet meer bedenken.
Enkele jaren geleden kwam een bestuurder van een ander schoolbestuur weleens buurten. We dronken dan koffie, keuvelden wat over fijne boeken en spraken over de staat van het Amsterdamse onderwijs. Deze bestuurder had een interessant overzicht gemaakt van het lerarentekort in mijn stad. Daarin was te lezen dat er scholen zijn zonder lerarentekort, die in dezelfde wijk staan – soms zelfs in dezelfde straat – als scholen met een gierend tekort aan onderwijzers. Ik dacht toen en denk nu nog steeds dat in dit verschil de oplossing van het lerarentekort zit verborgen. Voordat ik dit uitleg, moeten we eerst vaststellen dat er in Nederland een overschot is aan onderwijzers. Het probleem is alleen dat ze niet meer voor de klas staan. Soms zijn ze verbonden aan een onderwijsbestuur en verrichten ze andere taken. Nog veel vaker hebben ze hun carrière in het onderwijs gelaten voor wat het is en zijn ze aan de slag gegaan buiten het onderwijs. Die lui weten net zo goed als ik dat er geen mooier beroep denkbaar is. Deze mensen moeten we verleiden tot een terugkeer. De vraag is alleen hoe we dit moeten doen.
Welnu, door van elkaar te leren.
En dat is een probleem.
Kenmerkend voor het Nederlandse onderwijs is dat er in algemene zin zo weinig van elkaar wordt geleerd en dat dit leren van elkaar onvoldoende wordt gestimuleerd en georganiseerd. Er zijn scholen in Amsterdam die het prima voor elkaar hebben. Studenten en zij-instomers voor wie ik geen plek heb vragen mij weleens of ik een andere school in Amsterdam weet waar ze het beroep kunnen leren. Ik wijs ze dan op scholen die een Klassewerkplek zijn. In Amsterdam zijn er tien van deze scholen. Dit zijn scholen met een lage werkdruk en een hoog werkgeluk. Er zijn ook scholen die niet op deze lijst staan, maar de zaken gerust aardig voor elkaar hebben. Ook die tip ik in zo’n geval.
Als ik nu bestuurder was, dan zou ik niet tegen een journalist van de lokale krant zeggen: “We (..) moeten kijken naar een andere manier van onderwijs geven. Voor elke klas een leerkracht vinden, die weg kunnen we niet blijven inslaan. Dat is misschien doodlopende straat geworden.” Nee, ik zou de telefoon niet hebben opgenomen, omdat ik als bestuurder te druk was om de goede, werkzame aanpakken van deze scholen als instrument te gebruiken om scholen die meer last van tegenwind hebben te verbeteren. De reflex van bestuurders en politici is om naar de landelijke politiek te wijzen, terwijl de oplossing onder handbereik is. Zo ingewikkeld is het allemaal niet.
Ik geef je op een briefje dat de scholen die weinig tot geen last hebben van het lerarentekort een goede structuur hebben. Daar werken onderwijzers die weten wat van ze verwacht wordt. Zij werken vanuit een gedeelde visie, vanuit heldere kaders en ervaren dat zij worden aangesproken op hun professionaliteit. Op deze scholen is sprake van een goede kwaliteitscultuur en is er een kwaliteitsaanpak. Ik zou, als ik schoolleider was en moeite had om de zaken op orde te krijgen, een kijkje nemen op zo’n school.
Op onze school ontvangen we regelmatig bezoekers. Er zijn onderwijzers en schoolleiders die ’s morgens om half 6 in Antwerpen op de trein stappen om een ochtend achter in onze klassen te zitten en om in gesprek te gaan met de onderwijzers op onze school. Officieren van de KMA uit Breda toonden belangstelling voor onze kwaliteitsaanpak. Collega’s uit Amsterdam tonen minder belangstelling. Misschien komt dat omdat we elkaar in Amsterdamse onderwijs beconcurreren. Ik werkte eens op een school in de binnenstad waar angstvallig in de gaten werd gehouden of een school wat verderop in de buurt ons qua leerlingaantal niet voorbijstreefde. Als dit niet gebeurde knorde men van tevredenheid. Dat beide scholen tot hetzelfde bestuur behoren interesseerde niemand. Wat minder concurrentie en meer samenwerking zou wonderen kunnen doen.
Wij zijn dit jaar een samenwerking aangegaan met een andere school binnen ons bestuur. Eva en ik zijn een dag per week op die school werkzaam. Iets wat we direct hebben gedaan toen we na de kerstvakantie startten was de klassen ingaan en kijken naar het vakmanschap van de leraren en deze waar nodig ondersteunen en stimuleren. Het is een school die moeite heeft om onderwijzers te vinden; de resultaten staan onder druk. Maar na een halfjaar samenwerken durf ik al voorzichtig te zeggen dat deze school ook weer zo’n plek gaat worden waar onderwijzers graag willen werken. Er lopen daar genoeg goede onderwijzers rond die, net als op onze eigen school, weten dat er geen mooier beroep denkbaar is dan dat van ons.
Als bestuurders en politici dit nu eens als uitgangspunt zouden nemen…
Want wees nu eens eerlijk: Is er een mooier beroep denkbaar dan dat van onderwijzer? Nee toch?
Dit blog is op 18 juli gepubliceerd op de website https://meesterlezer.wordpress.com/